Brink Allure V 4.0 (2003 – 2011)

Brink Allure V 4.0  (2003 – 2011)

Een vergrendeling van de besturingsunit kan worden opgeheven met de resetknop. Als na drukken op de resetknop de storing blijft aanhouden, zal met behulp van de storingsanalyse de oorzaak van de storing achterhaald kunnen worden.

Wanneer een instelling niet bekend is of niet gemeten kan worden verschijnt op het display de codering ‘- – – -‘.\

De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt.

Storingstabel vergrendelcode

 
Storingsnummer op display / thermostaat  Allure V.4.0. Omschrijving storing Gevolg / actie 1 actie 2
Op display  F 01  Temperatuur T1 of T2 boven max. beveiliging   T1 / T2 controleren of vernieuwen  Resetten toestel
Op display F 02  Temperatuur voeler T1 / T2 kortgesloten of      onderbroken   T1/T2 controleren/ vernieuwen Resetten toestel
Op display F 03 Temperatuurvoeler T3 kortgesloten of onderbroken   T3 controleren/ vernieuwen Resetten toestel
op diplay F 04 Buitentemperatuurvoeler T4 kortgesloten   T4 controleren/ vernieuwen Resetten toestel
Op display F 05 Temperatuur T1 of T2 te hoog, na 30 seconden brander uit T1/T2 controleren/ vernieuwen Resetten toestel
Op display F 06

Buitentemperatuurvoeler T4 onderbroken

T4 controleren/ vernieuwen Resetten toestel
Op display F 09

Geen vlam na 4 ontsteekpogingen

Controleer beveiligingsafsluiter/ ontsteekpen Resetten toestel
Op display F 10

Vlam valt weg tijdens bedrijfssituatie

Controleer beveiligingsafsluiter/ ontsteekpen Resetten toestel
Op display F 11

Vlamsimulatie –

Controleer ontsteekpen Resetten toestel
Op display F 13

Rookgasventilator toerental te laag

Controleer bedrading/connector RGV Resetten toestel
Op display F 14

Rookgasventilator toerental te hoog

Controleer bedrading/connector RGV Resetten toestel
Op display F 15 / F 16 / F 17 Foutief signaal van luchtdrukschakelaar (niet aanwezig) Parameters controleren Resetten toestel
Op display F 18

Beveiligingsafsluiter defect

Controleer beveiligingsafsluiter en bedrading naar beveiligingsafsluiter toe Resetten toestel
Storingsnummer op display / thermostaat  Allure V.4.0. Omschrijving storing Gevolg / actie 1 actie 2
Op display F 30 Fout in parameters Resetten toestel
Op display F 31 / F 32 Fout tijdens wegschrijven parameters Opnieuw programmeren parameters
Op display F 33 Tijdprobleem automaat Resetten toestel/ vernieuwen automaat
Op display F 34 Geen correcte storingscode Resetten toestel/ vernieuwen automaat
Op display F 35 Interne conversiefout automaat Controleer sensoren Resetten toestel
Op display bF 01 Communicatiefout systeemventilator Bedrading automaat en DVC interface controleren
Op display 1 Fnn / 2 Fnn Zie tabel alarmcodes systeemventilator Zie tabel alarmcodes systeemventilator  kijk  in installatieboekje
Op display PP Parameters zijn correct geprogrammeerd Resetten toestel

Led weergave-systeem

In de storingstabel vergrendelcode is een omschrijving gegeven van de storingsnummers. Bij storingen zal op het display een ‘F’ met storingsnummer knipperen. Dit storingsnummer vertelt wat over de aard van de storing. Op de ruimtethermostaat (alleen indien de modulerende ruimtethermostaat wordt toegepast) zal een sleutelsymbool verschijnen en de gehele uitlezing zal knipperen. Na tweemaal drukken op de ‘i’-toets verschijnt op het display van de ruimtethermostaat een ‘F’ met daarachter het betreffende storingsnummer.

Storingsnummers welke niet in de storingstabel zijn opgenomen, geven aan dat er een interne fout in de besturingsunit is opgetreden. Wanneer na een reset nog steeds een storingsnummer met betrekking tot een interne fout wordt weergegeven, moet de besturingsunit worden vervangen. Een vergrendelende storing houdt in dat de besturingsunit niet meer reageert op signalen van de diverse sensoren en geen signalen meer uitstuurt. Alleen op het display is het storingsnummer zichtbaar en bij temperatuurstoringen draait de systeemventilator na.

De vergrendelende storing is op te heffen door het indrukken van de resetknop. Een blokkerende storing zal zich zelf oplossen of wanneer deze situatie te lang duurt leiden tot een vergrendelende storing. Een blokkerende storing wordt met een ‘E’ weergegeven op het display.  Met het uitschakelen van de netvoeding is een vergrendelende storing niet op te heffen (dit in verband met veiligheid). Na het opnieuw inschakelen van de netvoeding wordt op het display weer hetzelfde storingsnummer weergegeven. Het inschakelen van het toestel na een reset (of inschakelen van de netvoeding), zonder dat er warmtevraag is, heeft tot gevolg dat er gedurende ca 10 seconden een inschakelverschijnsel optreedt: de rookgasventilator gaat even draaien. Hierna wordt de regeling vrij gegeven.

Maximaalbeveiliging

De maximaalbeveiliging bestaat uit twee temperatuurvoelers in één behuizing. Deze sensoren zijn in het toestel bij de branderkamer geplaatst en meten de temperatuur in het toestel. Wanneer de temperatuur in het toestel de maximaal toegestane temperatuur nadert, gaat het toestel terug moduleren. Wordt de maximaal toegestane temperatuur overschreden, schakelt de besturingsunit het toestel uit. Afhankelijk van de opgetreden  storing wordt op het display een storingsnummer met betrekking tot de maximaalbeveiliging weergegeven.

Een vergrendeling van de besturingsunit kan alleen worden opgeheven met de resetknop!  Als na drukken op de resetknop de storing blijft aanhouden, zal met behulp van de storingsanalyse de oorzaak van de storing achterhaald kunnen worden.

F 11  Ten onrechte vlam (vlamsimulatie)

1. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,9 mbar) te meten over de smoorklep.
2. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa 24 Vac).
3. Controleer de kabelboom:
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale connector van de schakelkast
– aardedraad naar brander.
4. Controleer de ontsteekpen

F 09  Toestel niet in bedrijf na 4 maal starten

F 18  Meet de ionisatiestroom tijdens ontsteken van het toestel met een ionisatiemeter.

F 09  Geen vlam met ontsteken

1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 – 30 mbar) tijdens ontsteken, ook indien andere gastoestellen schakelen.
2. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,3 mbar) te meten over de smoorklep tijdens het bekrachtigen van de beveiligingsafsluiter.
3. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa 24 Vac).
4. Controleer de kabelboom:
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale connector van de schakelkast.

5. Controleer of er ontsteking is op de ontsteekpen, eventueel door een losse ontsteekpen te laten vonken.
6. Controleer de afstand tussen brander en ontsteekpen: ca. 4,5 mm, maximaal 5 mm.  Hierbij moet de brander/mengkamer worden gedemonteerd.
7. Controleer de inspuiter op vervuiling.

F 09  Wel vlam met ontsteken

1.Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 – 30 mbar) tijdens ontsteken en branden, ook indien andere gastoestellen schakelen.
2. Controleer de kabelboom:
– aansluiting van de ontsteekkabel op de ontsteekpen en de besturingsunit
– aansluiting van de ‘massa’-kabel.

3. Controleer het starttoerental van de rookgasventilator. Let ook op het probleemloos ronddraaien van de rookgasventilator en eventuele ‘aanloopgeluiden’.
4. Controleer de afstand tussen brander en ontsteekpen: circa 4,5 mm, maximaal 5 mm. Hierbij moet de brander/mengkamer worden gedemonteerd.
5. Controleer de pakking tussen afstandbak en warmtewisselaar op lekkage.
6. Controleer de mengkamer, warmtewisselaar, rookgasverzamelbak en rookgasventilator op lekkage. Tijdens normaal bedrijf van het toestel moet de ionisatiestroom tussen de 2,0 μA en 4,0 μA zijn.

F 30  Storing bij interne controle besturingsunit

F 33  1. Reset de besturingunit.

F 34  2. Controleer de besturingsunit, eventueel door een andere aan te sluiten.

F 13  Storing rookgasventilator

F 14  Rookgasventilator defect:

1. Controleer het draaien van de rookgasventilator en sluit eventueel een reserve exemplaar vrij aan.

Breuk in kabelboom:

2. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen tussen de rookgasventilator en de besturingsunit.

F 01  Storing temperatuur

F 05

1. Controleer of het filter niet is vervuild.
2. Controleer of de systeemventilator draait.
3. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen van de systeemventilator.
4. Controleer de instellingen: Tset, luchthoeveelheden systeemventilator.
5. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam zijn: bij 25 ºC is de weerstand R circa 12 kΩ; bij het warmer worden van de temperatuurvoeler gaat de weerstand R omlaag (< 12 kΩ).
6. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn aangesloten.
7. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn geplaatst, met name de temperatuurvoeler in het uitblaaskanaal (zie paragraaf 5.6.3 in installatiehandleiding).
8. Controleer het gelijktijdig stijgen van de temperatuur in het toestel en in het uitblaaskanaal tijdens het branden van de toestel.
9. Controleer de besturingsunit.

F 02 Storing aansluiting temperatuurvoeler.

F 03 1. Controleer de kabelboom en stekerverbindingen.

F 04 2. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn aangesloten.

3. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam zijn: bij 25 ºC is de weerstand R circa 12 kΩ; bij het warmer worden van de temperatuurvoeler gaat de weerstand R omlaag (< 12 kΩ).
4. Controleer de besturingsunit.

Storing communicatie ruimtethermostaat

1. Controleer of de ruimtethermostaat display-weergave heeft, sluit eventueel een andere aan op de schakelkast.
2. Controleer of de ruimtethermostaat juist is aangesloten op de besturingsunit.
3. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen.
4. Controleer de besturingsunit.

Ionisatie valt weg tijdens branden

1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 – 30 mbar) tijdens ontsteken en branden, ook indien andere gastoestellen schakelen.
2. Controleer de inspuiter op vervuiling.
3. Controleer het ‘laag’ branden van het toestel gedurende minimaal 20 minuten en verhoog zonodig het minimum toerental van de rookgasventilator.

Storing aansturen koelcompressor

1. Controleer of de ingestelde temperatuur op de ruimtethermostaat lager is dan de omgevingstemperatuur.
2. Controleer of het koelrelais is aangebracht in de schakelkast Allure.

Kortsluiting

De besturingsunit is uitgevoerd met twee smeltveiligheden; Zie voor positie en waarde paragraaf 10.1. in installatiehandleiding.

In het laagspanningscircuit zitten twee zelfherstellende zekeringen; na het in werking treden duurt het enige tijd voordat deze zich weer “hersteld” hebben.