Brink Allure V 3.0 (1996 – 2002)

Brink Allure V 3.0  (1996 – 2002)

Een vergrendeling van de besturingsunit kan worden opgeheven met de resetknop. Als na drukken op de resetknop de storing blijft aanhouden, zal met behulp van de storingsanalyse de oorzaak van de storing achterhaald kunnen worden.

[00] Ten onrechte vlam

1. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,9 mbar) te meten over de smoorklep.
2. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa 24 Vac).
3. Controleer de kabelboom:
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale connector van de schakelkast.
4. Controleer de besturingsunit.

[01] Kortsluiting 24 volt

1- Controleer de kabelboom:

  • aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter.
  • aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale connector van de schakelkast.
  • aansluitingen van de rookgasventilator en de systeemventilator.
  • overige aansluitingen besturingsunit.

2- Controleer de beveiligingsafsluiter.
3. Controleer de rookgasventilator en de systeemventilator.
4. Controleer de besturingsunit.

[02] Toestel niet in bedrijf na 5 maal starten

Meet de ionisatiestroom tijdens ontsteken van het toestel door een spanning te meten tussen positie 9 van de 16-polige connector op de schakelkast en ‘massa’ van de schakelkast (zie paragraaf 10.1). Sluit de spanningsmeter aan met de ‘plus’ (+) aan ‘massa’ van de schakelkast en de ‘common’ (-) op positie 9 van de 16-polige connector.

Indien de spanning tijdens ontsteken op een vaste negatieve waarde (circa 0,5 V) blijft en na ontsteken terugvalt naar 0 V, is er geen vlamvorming geweest.

1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 – 30 mbar) tijdens ontsteken, ook indien andere gastoestellen schakelen.

2. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,3 mbar) te meten over de smoorklep tijdens het bekrachtigen van de beveiligingsafsluiter.

3. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa 24 Vac).

4. Controleer de kabelboom:
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter
– aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale connector van de schakelkast.

5. Controleer of er ontsteking is op de ontsteekpen, eventueel door een losse ontsteekpen te laten vonken.

6. Controleer de afstand tussen brander en ontsteekpen: circa 4 mm, maximaal 5 mm. Hierbij moet de brander/mengkamer worden gedemonteerd.

Indien de spanning tijdens ontsteken op een vaste negatieve waarde (circa 0,5 V) blijft en na ontsteken tijdelijk oploopt (naar circa + 1,5 V), is er wel vlamvorming geweest (ionisatie valt weg).

1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 – 30 mbar) tijdens ontsteken en branden, ook indien andere gastoestellen schakelen.

2. Controleer de kabelboom:
– aansluiting van de ontsteekkabel op de ontsteekpen en de besturingsunit
– aansluiting van de ‘massa’-kabel.

3. Controleer het starttoerental van de rookgasventilator. Let ook op het probleemloos ronddraaien van de rookgasventilator en eventuele ‘aanloopgeluiden’.

4. Controleer de afstand tussen brander en ontsteekpen: circa 4,5 mm, maximaal 5 mm. Hierbij moet de brander/mengkamer worden gedemonteerd.

5. Controleer de pakking tussen afstandbak en warmtewisselaar op lekkage.

6. Controleer de mengkamer, warmtewisselaar, rookgasverzamelbak en rookgasventilator op lekkage.

Tijdens normaal bedrijf van het toestel moet de ionisatiestroom tussen de 5 μA en 9 μA zijn. De gemeten spanning in Vdc tussen positie 9 van de 16-polige connector en ‘massa’ komt overeen met de stroomsterkte in μA.

[code 04]  Storing bij interne controle besturingsunit

1. Controleer de besturingsunit, eventueel door een andere aan te sluiten.

2. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen. Let op de invloed van storingsbronnen (EMC) in de omgeving van het Allure-toestel.

[code 12]  Storing mechanische maximaalthermostaat

– 1. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen, met name de doorverbinding op steker X5.
– 2. Controleer de besturingsunit.

[code 28]  Storing rookgasventilator

[code 29]  Rookgasventilator defect:
-1. Controleer het draaien van de rookgasventilator en sluit eventueel een reserve exemplaar vrij aan.
-1.  Breuk in kabelboom:
-2. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen tussen de rookgasventilator en de besturingsunit.
Besturingsunit defect:
3. Controleer de besturingsunit op bijvoorbeeld een defecte glaszekering (3 AT).
8. Storingsanalyse

18,19 Storing temperatuur
24,25
of 30 1. Controleer of het filter niet is vervuild.
2. Controleer of de systeemventilator draait.
3. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen van de systeemventilator.
4. Controleer de instellingen: Tset, PWM-signalen systeemventilator.
5. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam zijn: bij 25° C is de weerstand R circa 12
kΩ; bij het warmer worden van de temperatuurvoeler gaat de weerstand R omlaag (< 12
kΩ).
6. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn aangesloten.
7. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn geplaatst, met name de temperatuurvoeler in
het uitblaaskanaal.
8. Controleer het gelijktijdig stijgen van de temperatuur in het toestel en in het uitblaaskanaal
tijdens het branden van de toestel.
9. Controleer de besturingsunit.
31,32 Storing temperatuurvoeler
of 35
1. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam zijn: bij 25° C is de weerstand R circa 12
kΩ; bij het warmer worden van de temperatuurvoeler gaat de weerstand R omlaag (< 12
kΩ).
2. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn aangesloten.
3. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen.
4. Controleer de besturingsunit.
36,37 Storing aansluiting temperatuurvoeler
of 40
1. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen.
2. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn aangesloten.
3. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam zijn: bij 25° C is de weerstand R circa 12
kΩ; bij het warmer worden van de temperatuurvoeler gaat de weerstand R omlaag (< 12
kΩ).
4. Controleer de besturingsunit.
Storing communicatie ruimtethermostaat
1. Controleer of de ruimtethermostaat display-weergave heeft, sluit eventueel een andere aan
op de schakelkast.
2. Controleer of de ruimtethermostaat juist is aangesloten op de besturingsunit (niet
omgewisseld met de aansluiting van de temperatuurvoeler).
3. Controleer of beide LED’s op de interface in de schakelkast knipperen.
4. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen.
5. Controleer de besturingsunit.
8. Storingsanalyse
Installatievoorschriften Allure februari 1997
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Ionisatie valt weg tijdens branden
1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 – 30 mbar) tijdens ontsteken en branden,
ook indien andere gastoestellen schakelen.
2. Controleer het ‘laag’ branden van het toestel gedurende minimaal 20 minuten en verhoog
zonodig het minimum toerental van de rookgasventilator.